1. Home
  2. Over Trajectum
  3. Cliëntverhalen
  4. Joost

Joost

De zwarte kant van het leven

Hij was al bij voorbaat kansloos. Derde uit een gezin met vier meisjes en drie jongens. Aan hun lot overgelaten. Vader sloeg als hem iets niet beviel. ‘En dronk zich helemaal kapot.’ En zo groeide Joost gedwongen door omstandigheden op als een roofdier, een streetwise survivor. Wat moest hij anders?

De onveilige jeugd in Den Haag zou Joost (1959) kneden tot de man die hij later werd. Egocentrisch, wantrouwend, agressief en zonder enige scrupule. Sociaal en emotioneel afgestompt lonkte al op jonge leeftijd een duistere toekomst. De lagere school maakte hij niet af, de stad werd z’n jachtterrein. Daar voelde hij zich thuis.

 

Opnames in kindertehuizen en internaten haalden niets uit. De zwarte kant van het leven bleef voortdurend aan Joost trekken. Hij was zestien jaar toen hij definitief brak met z’n ouders en het huis, dat hem nooit warmte had geboden, verliet. ‘Ik was het zat, was altijd het zwarte schaap. Die ouwe mocht wel bier drinken. Ik niet blowen. Ik had er genoeg van.’ En zo raakte Joost dakloos. Hem wachtte een zwervend bestaan. Een leven van dag tot dag.

Hij vertelt het verhaal over z’n jeugd toonloos en zonder enige emotie. Alsof het het levensverhaal van een ander is. ‘Er waren leuke en slechte tijden bij’, zegt hij, ‘soms kreeg ik poffertjes van de poffertjesman. Of water en koffie bij de opvang. Dat waren dan wel weer leuke dingen.’

Eenmaal definitief uit huis gleed Joost verder bergafwaarts.

 

"Ik had niks, ik moest het allemaal zelf uitzoeken."

 

Met alcohol en drugs probeerde hij de harde kanten van het leven te pareren. Hij gebruikte alles wat voorhanden was. Hasj, speed, LSD, cocaïne, heroïne. Paddenstoelen zelfs. ‘Daar moest je lang op kauwen, dan werd je knetterstoned.’ Het was het begin van een beangstigende vicieuze cirkel: om in z’n overmatige middelengebruik te kunnen voorzien was geld nodig. Veel geld. Dus grepen Joost en z’n twee broers naar het enige middel dat ze van jongs af aan kenden: roof. Alleen nu was het gewelddadiger dan vroeger in hun kinderjaren, harder, meedogenlozer.

Joost verwerd tot gewetenloos crimineel. Hij ontzag niets en niemand meer.

‘Tsja’, zegt hij er nu van, ‘we stapten gewoon ergens naar binnen. Met een mes of een pistool. ‘En maak nu de kassa maar open’, zeiden we dan. En dat deden ze. Doodsbang als ze waren.’ Een postkantoor, een kledingzaak, een schoenenwinkel passeren de revue. En argeloze passanten die op klaarlichte dag op straat onder bedreiging van een mes werden leeggeplukt. ‘We hebben de kluis van het Leger des Heils eens leeggehaald. ‘s Avonds door het raam, de rest was kinderwerk. Ja, toch?’ Het geld van de strooptochten vanuit z’n kraakpand werd gebruikt voor alcohol en drugs. Hij haalt z’n schouders op. ‘Ja. Waar anders aan?’

Z’n bestaan was uitzichtloos geworden.

Na een veroordeling in 1979 voor diefstallen en roofovervallen zette hij z’n oude leventje rustig voort. Maar daar weet Joost niet veel meer van. Hij leefde in een jarenlange roes van zwerven, overleven, roven en gebruiken. Een zwart gat, dat voortduurde en voortduurde. Totdat hij in 1997 TBS met dwangverpleging kreeg opgelegd voor vermogens- en geweldsdelicten en werd opgenomen in destijds Hoeve Boschoord. ‘In the middle of nowhere’, zoals hij zelf zegt, brak voor de weerbarstige gesloten man een nieuwe levensfase aan.

Een lange weg te gaan

Voor de allereerste keer in z’n leven kreeg hij een echte kans. Joost zou die uiteindelijk grijpen, maar dat ging met vallen en opstaan. ‘Ik zat daar vast. Gedropt ver weg van de stad. Waar ben ik nu toch terecht gekomen? Dat dacht ik vaak in het begin.’

De overgang van het moeizame, maar ‘vrije leven’ op straat naar de opgelegde structuur en regelmaat voltrok zich met horten en stoten. Joost liet zich niet kooien; was wars van de veranderingen in z’n leven. In de gesloten afdeling waar de ene deur na de andere in het slot valt ging het er aanvankelijk stevig aan toe. Meer dan eens vertoonde de ruwe man ongewenst impulsief en agressief gedrag. ‘In het begin kwam ik nog wel eens in de isoleer terecht omdat ik alles kort en klein had geslagen.’ Het komt er neutraal uit. Hij kon er tenslotte toch ook niets aan doen?

Maar langzaam maar zeker werd z’n vertrouwen gewonnen. En stukje bij beetje zou z’n houding veranderen. Er werd naar Joost geluisterd, hij werd serieus genomen. En dát was hij niet gewend. Het vereiste engelengeduld, de juiste aanpak, therapie op maat, maar het tij begon te keren. En zo ging de deur langzaam op een kier.

 

 "Ik was ook wel een beetje klaar met mijn oude leven."

 

Er was een lange weg te gaan. Diepverankerde denk- en gedragspatronen moesten worden doorbroken. Maar hij deed z’n best. Voor het eerst in z’n leven ging hij ergens voor. ‘Ik heb dierverzorging gedaan’, zegt hij, ‘en sociale vaardigheid. Daar heb ik diploma’s van.’ Joost leerde om te gaan met boosheid, met agressie. Leerde zonder vuisten voor z’n eigen mening uit te komen. Kritiek te geven én te incasseren. ‘En we hebben veel over drank en drugs gepraat’, weet hij nog, ‘wat dat allemaal met je doet. Daar begin ik dus nooit meer aan.’ Een lach glijdt over z’n gezicht. ‘Ik heb die gesprekken goed doorstaan, vind ik zelf.’

Zes jaar na z’n opname werd Joost overgeplaatst naar de open behandelunits. Hij leerde omgaan met iets dat hij jaren niet meer had gekend: vrijheid. Stapje voor stapje werden regels versoepeld, verantwoordelijkheden groter. ‘Ik heb nooit de neiging gehad weg te lopen. Nooit. Ik was bang voor m’n oude leven.’

In 2006 verhuisde hij naar de resocialisatieafdeling, maar zelfstandig kunnen functioneren in de maatschappij was een stap te ver. Hij bleek de vaardigheden en het overzicht om zich op eigen kracht staande te houden in een wereld die hij eigenlijk nooit goed gekend heeft te missen. Ook loerde op de achtergrond het gevaar van terugval in de patronen die hij zichzelf in z’n vrije jaren eigen had gemaakt. Dat was niet alleen de conclusie van talloze evaluaties van het begeleidingsteam, ook die van Joost zelf. Zelfstandig begeleid wonen zou het hoogst haalbare zijn. Gezien Joosts achtergrond toch een reuzenstap. In december 2008 maakte hij z’n opwachting in Groot Hungerink in Eefde. Een van de andere locaties van Trajectum.

Een leven in vrede

Joost draait een zware, steekt de brand erin en inhaleert zorgvuldig. Onder de onafscheidelijke pet een vriendelijk gezicht. Joost is opgeruimd en voelt zich thuis in z’n eigen unit. Hij is net teruggekomen van de boerderij, waar hij twee ochtenden in de week werkt.

Joost is uitbehandeld. Ook z’n TBS is er al anderhalf jaar af. Hij woont in Groot Hungerink onder 24-uurs begeleiding. Structuur, duidelijkheid en veiligheid binnen handbereik. Dat is wat Joost wil en nodig heeft.

Hij heeft definitief met z’n broers gebroken. En eens in de twee maanden gaat Joost onder begeleiding op bezoek bij z’n zus Diana in Leiden, de enige die zich heeft ontworsteld aan hun thuismilieu. Dan ziet hij ook z’n moeder. ‘Dat vind ik wel mooi.’

Dan zegt hij als zelfgekozen epiloog: ‘Ik leef hier in vrede op m’n appartement, ja toch? Ik ben geen stadsmens meer, hier voel ik me goed. Dit heb ik toch maar bereikt in vijftien jaar. Ook dat was soms overleven, hoor. Maar ik heb het gered.’

Deze website plaatst cookies. Dit doen we om onze site gebruiksvriendelijker te maken, onder andere door analyse van het bezoekersgedrag. Maar je blijft anoniem. Als je verder surft accepteer je onze cookies.